Deze vijf dingen leerde ik dankzij m'n Fitbit
"Het is soms net een relatie".
© Getty Images

Als iemand mij een maand geleden om mijn mening over de Fitbit had gevraagd, was het antwoord waarschijnlijk iets in de trant van: “Een Fitbit? Ja super leuk, voor Fitgirls.’ Deze vooringenomen attitude is ooit ontstaan doordat ik alleen jonge, (veelal blonde) dames met zo’n trendy stappenteller had gezien. Fitte gasten met een Fitbit, waren voor mij daardoor net zo zeldzaam als spijkerbroekdragende hardlopers. In andere woorden: non-existent.
Desondanks kreeg ik - als fitte gast – plotsklaps de mogelijkheid om zo’n trendy stappenteller uit te proberen. “Nou kom maar op dan!”, riep ik sceptisch en zelfverzekerd. Voor ik het wist, transformeerde ik 21 dagen lang van CrossFitter, naar Fitbitter - en dat bleek zo gek nog niet.
Dit waren mijn bevindingen:
Ik slaap slechter dan ik dacht
Als fanatieke sporter snap ik het belang van een goede nacht slaap. Nachtrust is voor mij wat de paus is voor christenen: heilig. Dit is meteen waar de Fitbit voor het eerst zijn waarde liet blijken. Op mijn Fitbit, de Alta HR, om precies te zijn, kon ik namelijk instellen hoe laat ik een notificatie wilde ontvangen, zodat ik mijn dagelijkse Netflix binge-sessie kon stoppen en me gereed kon maken om naar bed te gaan. Hierdoor kon ik de klok negeren en wist ik dat ik altijd genoeg uren zou pakken. In theorie dan.
De praktijk bleek namelijk dat ik wel genoeg uren maakte, maar dat mijn slaap van miserabele kwaliteit was. Dankzij de ingebouwde hartslagmeter en bewegingsdetector kon de Fitbit mij namelijk vertellen dat m'n slaap behoorlijk oppervlakkig was. Diepe slaap was er amper en de hoeveelheid REM-slaap was eveneens niet denderend. Zo kwam ik na een paar (brakke) nachten tot de conclusie dat ik beter sliep wanneer ik niet in de avonduren trainde. Ik gooide meteen mijn sportschema om, en met resultaat. De Fitbit en ik waren hierdoor al meteen één stap closer. Net als bij stellen: als je beter met elkaar slaapt, dan weet je dat het goed zit.
Mijn hartslag is een wildebras
Even ter vergelijking: een gemiddeld gezond persoon heeft een rusthartslag tussen 60 en 100 slagen per minuut. Een walvis gaat niet hoger dan 6 slagen per minuut een kolibrie doet het niet voor minder dan 1400. Zelf kom ik uit op een hartslag van 42, wat een ruime walvis verwijderd is van Lance Armstrong’s keurige 34 slagen. Mijn conclusie: ik zou een slechte kolibrie zijn, maar in potentie een goede wielrenner.
Of dat daadwerkelijk klopt, zullen we waarschijnlijk nooit achter komen (gelukkig!), maar ik heb wel ontdekt dat mijn hartslag niet altijd zo onverstoorbaar cool blijft. Zelfs bij een minimale CrossFit-workout schoot-ie meteen omhoog tot in de rode zones, zag ik in de Fitbit-app. "Geen reden tot paniek," zei een vriend/arts in opleiding. "Zo lang hij maar niet té hoog gaat of onregelmatig is.”
Plots lijkt een walvis zo gek nog niet en zie ik mijn carrière als professionele wielrenner (cq. CrossFit Games Winnaar) verdwijnen. Gelukkig kwam ik er ook achter dat mijn hartslag ook weer vrij snel zakt, en tijdens duursport precies blijft hangen waar ik hem hebben wil. De Fitbit gaf mij real-time inzicht op de momenten dat ik het nodig had. Als ik dacht dat ik niet meer verder kon, maar vervolgens bleek mijn hartslag nog in de safe-zone te zitten, kon ik mezelf makkelijker dwingen om een tandje of twee verder te gaan. En dat voelde erg goed.
Ik beweeg minder dan een verlamde luiaard
Als schrijver maak je vaak lange dagen zittend achter de computer. De kans dat ik aan mijn a.b.d.h. stappen (10.000 stuks) kwam, schatte ik vooraf daarom klein. Helaas bleek de praktijk nog véél erger te zijn dan ik altijd vreesde. Zelfs met een uur sporten en wandelen in mijn pauzes, tikte ik op een gemiddelde werkdag slechts een schamele 6.000 stappen aan. Ik haalde vaak niet eens 250 stappen per uur, zo waarschuwde de Fitbit mij telkens met subtiele reminders als “Feed me 250 steps!”. In plaats van deze c̶o̶n̶f̶r̶o̶n̶t̶a̶t̶i̶e̶ notificatie over mijn inactieve werkleven uit te zetten, besloot ik het roer om te gooien. Sindsdien ga ik met de benenwagen van en naar het station en heb ik de kantoorlift omgedoopt tot ‘De zilveren doos der awkwardness en luiheid’.
Mijn lichaam is een calorieënmachine
Ondanks het feit dat ik het gewicht heb van 103 literpakken melk en bijna de 2 meter aantik, ging ik er op één of andere manier altijd vanuit dat ik weinig calorieën verbrand. Ik schatte mijn dagelijkse calorieënverbruik geen kcal. hoger dan 2,400. Op basis van mijn hartslag, activiteit en bouw, kwam de Fitbit echter met hele andere waarden aanzetten. Per dag verbruik ik ruim 900 calorieën meer dan ik altijd dacht. Wat achteraf wel moet kloppen, gezien de intensiteit van mijn workouts en de hoeveelheid droge spiermassa. Ineens begrijp ik beter waarom ik bij het cutten altijd meer afviel dan gepland. Met een tekort van 250 kcal (*dus eigenlijk 1150 kcal) verloor ik namelijk met gemak één of meerdere kilo’s per week. Nu is eindelijk duidelijk waarom: mijn lichaam is een calorieënmachine.
Mijn eindoordeel: ik ben een FitGirl.
Na drie weken een Fitbitter te zijn geweest, kan ik zeggen dat mijn vooroordeel dat het een stappenteller voor fitgirls is, volledig verdwenen is. De Fitbit geeft nieuwe inzichten in mijn dag, mijn nacht, mijn gezondheid en mijn workouts. Dus als dit mij – om binnen mijn eigen woorden te blijven – een fitgirl maakt, dan teken ik daarvoor. Inmiddels zou ik het te veel missen om niet meer voor eigen plezier, de dagelijkse statistieken in te kunnen duiken. Ik slaap beter, ik presteer beter en ik ontdek meer en meer over mijn gezondheid. Mijn hartslag gaat al omhoog bij gedachte dat hij één keer per week een uurtje in de lader moet.