Waarom je niet te grote passen tijdens het hardlopen moet maken

Overstriding noemen we dat.

© GETTY

Waarom je niet te grote passen tijdens het hardlopen moet maken.jpg

Schoenen zijn cruciaal als het op lekker lopen aankomt, evenals een correcte looptechniek. Sommige lopers maken van nature hele grote passen en hebben een relatief lage pasfrequentie -ze maken minder passen om dezelfde afstand te leggen dan iemand met een kleinere pas. Maar hoe kom je erachter of die passen niet te groot zijn?

Vriend en vijand zijn het erover eens dat je looptechniek veel belangrijker is dan je schoenen. En ook dat veel lopers zich al voortbewegen met de voor hen gunstigste – hoewel soms afgrijselijke – looptechniek. Maar op korte termijn gaan veel lopers bij techniekveranderingen juist minder economisch lopen.

Overstriding

Een fout die veel voorkomt wordt met een mooie Amerikaanse term aangeduid: overstriding. Overstriding is dat je tijdens het hardlopen geneigd bent om te grote passen te maken. Daardoor land je stevig op je hielen en met de voet zo ver voor je lichaamszwaartepunt, dat je jezelf afremt. En dat wil je niet.

Hoe herken je overstriding? Laat jezelf van opzij en van voren filmen, op snelheden die aanzienlijk verschillen. Bekijk de verschillen goed. Als er tijdens de landing, tussen de neus van je schoen en de grond, 10 tot 15 centimeter ruimte is, ben je verkeerd bezig. Je landt dan ver aan de achterkant van je hak. Een kortere pas, makkelijk haalbaar met een hoger pasritme, zal dat probleem vanzelf oplossen. Je gewicht verplaatst zich dan verder naar je midden- of zelfs voorvoet wat het hardlopen makkelijker zal maken. Doordat je niet ver aan de achterkant van je hak landt, zal je jezelf namelijk minder heftig afremmen en kan je gemakkelijk afrollen - op naar de volgende pas.