Waarom sprinters zoveel gespierder zijn dan marathonlopers
Het verschil tussen de twee typen spiervezel uitgelegd.
© Getty Images - Teo Lannie

Zet een sprinter als Usain Bolt naast marathonloper Eliud Kipchoge en het verschil in spiergrootte valt gelijk op. Beide mannen zijn afgetraind, maar Bolt draagt grotere en rondere spieren met zich mee dan Kipchoge. Terwijl de ene hardloper niet méér traint dan de ander. Waar ligt het verschil? Wij leggen het je uit.
Beginnerslesje anatomie
Eén van de belangrijkste factoren die de lichaamsbouw van een sporter bepaalt, is het type spiervezel waarop de sporter het meeste aanspraak doet. Er zijn twee soorten vezels te onderscheiden waaruit een spier bestaat: type I en type II vezel. Type I spiervezel noemt men ook wel slow twitch spiervezel. Deze vezel kan lang geactiveerd worden, zonder daarbij vermoeid te raken. Dat komt doordat deze spieren goed doorbloed zijn en daardoor van zuurstof voorzien kunnen worden. Hierdoor verzuren de spieren minder snel. Type I spiervezel wordt vooral aangesproken door sporters die langdurig trainen op een gematigde intensiteit, zoals - je raadt het al - marathonlopers.
Het tweede type spiervezel wordt fast twitch spiervezel genoemd, omdat ze snel kunnen samentrekken. Dit zijn explosieve vezels: ze kunnen in kortere tijd veel kracht genereren, meer dan de type I vezels. Maar dit type II spiervezel is ook sneller vermoeid, omdat ze minder goed doorbloed zijn. De vezel wordt vooral gebruikt bij explosieve sporten waarbij in korte tijd veel kracht geleverd moet worden - zoals bij sprinten.
Explosiviteit tegenover duurkracht
Naast het verschil in explosiviteit en duurkracht van de twee type vezels, is er nog één belangrijk verschil. Type II spiervezels zijn gevoeliger voor hypertrofie dan type I spiervezel. Hypertrofie betekent: spiergroei door het verdikken van de spiervezels. Gezien sprinters meer aanspraak maken op dit type spiervezel om explosiviteit te leveren, is het dus duidelijk waarom ze zoveel gespierder zijn: type II spieren groeien meer. Terwijl marathonlopers veel meer hebben aan de - door zuurstof gevoede - type I spiervezels, die minder gevoelig zijn voor spiergroei.
Conclusie: sprinters vs marathonlopers
Natuurlijk spelen er ook veel andere factoren mee in de lichaamsbouw van sporters. Ten eerste bepaalt de soort training veel: Kipchoge zal minder aan krachttraining doen dan Bolt, andersom zal de marathonloper meer conditietraining doen dan de sprinter. Daarnaast zijn de doelen belangrijk: te grote en zware spieren zitten bij een marathon van minimaal twee uur snel in de weg. Terwijl een goede set spieren tijdens een sprint juist explosiviteit oplevert. Toch zijn veel van deze factoren uiteindelijk te herleiden tot welk van de twee types spiervezel de sporter het meeste aanspreekt. En daar ligt dus het grote verschil tussen de ronde biceps van Bolt en de slanke armen van Kipchoge.