Science-based lifting: wat is neuromechanical matching?
Bouw jouw trainingsschema met behulp van de wetenschap.
© Getty Images - salihkilic

Science-based lifting wordt steeds populairder. Daarin valt meer dan eens het begrip neuromechanical matching. Wat houdt dat in, en hoe pas jij het toe?
Fitness is al lang geen trend meer, het is een onderdeel van het leven. In plaats van de roep om verdiende aandacht, ontstaat daardoor steeds meer de ruimte voor verdieping. Een gevolg daarvan is het uithollen van het wetenschappelijke aspect achter krachttraining. In de gemeenschap bekend als science-based lifting, waar onder meer Jeff Nippard een bekende pionier van is. Neuromechanical matching is een wetenschappelijk basisprincipe van krachttraining. Dus, hoe werkt het precies?
Wat betekent neuromechanical matching?
Een andere pionier, veel minder zichtbaar op sociale media, is Chris Beardsley. Ondanks zijn 149.000 volgers op Instagram, zal de jongere generatie lang niet altijd bekend zijn met deze veteraan in de bewegingswetenschap. In zijn Medium-artikel legt hij uit wat neuromechanical matching inhoudt. ‘De vraag is: welk probleem probeert het op te lossen?’, schrijft hij.
‘Henneman’s size principle legt bijvoorbeeld uit in welke volgorde het centrale zenuwstelsel motorische eenheden aanspreekt in een spier of spierregio. Zo geeft het principe van neuromechanical matching weer welke spier of spierregio het meest geactiveerd wordt in een bepaalde oefening, op basis van hun mechanische voordeel. Dat voordeel wordt berekend door de interne momentarm en de hefboomwerking.’ Ons brein is namelijk geprogrammeerd om zo efficiënt mogelijk te bewegen. Daarom kiest het de meest geschikte spier om een (deel van een) oefening uit te voeren.
Geef de gewenste spieren het voordeel
Dit principe wordt vooral belangrijker naar mate de trainingservaring toeneemt. Dat heeft vooral met één detail te maken: ‘Spiergroei werkt op spiervezelniveau, niet op spierniveau’, weet Beardsley. ‘Spiervezels moeten geactiveerd worden door mechanische spanning aan te brengen’, vervolgt hij. Worden ze niet geactiveerd, dan zullen ze dus ook niet groeien. Bij beginners is dit anders, om verschillende spiervezels wel bijdragen aan een beweging en beginners groeien van iedere trainingsprikkel.
Voor een ervaren lifter kan neuromechnical matching het verschil maken. ‘Het helpt om oefeningen te kiezen die zich echt richten op een bepaalde spier. De interne momentarm van de biceps is het langst wanneer de elleboog gestrekt is en de voorarm gesupineerd – oftewel, met de handpalm naar voren gericht.
Dan worden de meer vezels aangesproken dan van de de brachialis- en radiobrachialisspier.’ Je kunt de biceps dus het beste prikkelen met een oefening met die voorarmpositie én die het zwaarst is in de verlengde positie – c.q. een preacher curl.
Op eenzelfde manier legt Beardsley uit hoe spiergroei op spiervezelniveau werkt. ‘Een nordic curl met de heup gestrekt spreekt andere delen van de hamstrings aan dan een zittende leg curl, waar de heup gebogen is.’ Het principe is ingewikkeld en een kwestie van enkele procenten. Hoe maak jij het dan tastbaar en bruikbaar voor jouw training?
Kies de juiste oefeningen
Neuromechanical matching bepaalt welke spiervezels de meeste aandacht krijgen. Zo kun je voor bepaalde spieren de beste oefening kiezen. Bijvoorbeeld de preacher curl voor de biceps, die in behoorlijke gestrekte positie het zwaarst is. De bilspieren blijken juist meer voordeel te hebben in verkorte positie, zoals bij een glute bridge het geval is.
Prik door sensatie
Neuromechanical matching is ook de stem van reden in fitnesstrends. Zo geloofde de fitnesswereld in 2024 nog dat iedere spier beter groeit door de magische stretch, zoals ook de biceps en de lange kop van de triceps. Van de biceps klopt dat, maar dat komt dus meer door de momentarm dan door de magie van de stretch. De triceps blijken juist geen voordeel te halen uit een gestrekte positie.
Varieer in je schema
Voor de meeste groei kun je een spier het beste meerdere keren per week trainen. Omdat spiergroei op spiervezelniveau werkt, lijkt het dus een goed idee met oefeningen te variëren. Kies in je workout A bijvoorbeeld een andere bicepsoefening dan in workout B. En zo ook met andere spieren.
Natuurlijk is dit principe erg wetenschappelijk, met ingewikkelde literatuur erachter. Met wat gerichte zoekopdrachten kun je al snel iets te weten komen over optimale oefeningenselectie voor verschillende spieren, al is het niet nodig. Er zijn genoeg sporters die groeien zonder ooit van neuromechanical matching te weten. Maar, mocht je het tegenkomen op sociale media, dan weet je nu in ieder geval wat het inhoudt.