Een paar maanden per jaar – meestal rond de zomer – is droog worden is één van de voornaamste doelen van sporters. In deze periode proberen zij massaal door middel van een “laag is goed”-mentaliteit, in combinatie met een calorieëntekort hun vetpercentage zo laag mogelijk te krijgen. Uiteraard is dat een prima plan, maar dan is het wel verstandig om de volgende kennis op zak te hebben.

1. Je vetpercentage is een schatting

"Je kunt je vet niet uit je lichaam halen en op een weegschaal leggen,” zegt sportdiëtist Saraï Pannekoek, auteur van het boek ‘Eet als een atleet’. “Daarom is het bepalen van een vetpercentage altijd een schatting. Een getrainde sportdiëtist kan een uitgebreide huidplooimeting doen op acht plaatsen op je lijf. Zo’n meting is vrij betrouwbaar. Vraag wel of je sportdiëtist een geijkte huidplooimeter gebruikt en of hij of zij ISAK-gecertificeerd is. Dat betekent dat de diëtist echt getraind is om een betrouwbare meting te doen. Huidplooien meten is namelijk precisiewerk.”

Daarom is het volgens Saraï verstandig om de meting altijd door dezelfde persoon te laten verrichten. Hiermee vergroot je de kans betrouwbare, valide metingen.

2. Extreem lage vetpercentages zijn ongezond

"Je hebt een hoeveelheid lichaamsvet nodig, als reserve-energievoorraad, maar ook als bescherming van je organen en je botten,” zegt Pannekoek. “En het is belangrijk voor je hormoonhuishouding. Langdurig een te laag vetpercentage is niet gezond. Dan kan de hormoonbalans verstoord raken.”

Als je te laag zakt qua vetpercentage, ga je plotseling mogelijk met koude ledematen, donkere kringen onder je ogen en een constant hongergevoel door het leven. “Dit zijn noodsignalen van je lichaam die je serieus moet nemen,” benadrukt zij.

3. Droog, of dun?

"Ieder mens heeft een andere bouw. Grof gezegd hanteren we drie soorten lichaamstypes: mesomorf, endomorf en ectomorf. Bij mensen met het mesomorf lichaamstype zie je van nature al de lijn van de spieren lopen. Ze hoeven niet hard te trainen om hun sixpack zichtbaar te maken,” zegt Pannekoek. “Mensen met het ectomorf lichaamstype zijn dun en fijngebouwd en hebben moeite om spiermassa te kweken. Mensen met het endomorf lichaamstype zijn juist weer stevig gebouwd en komen snel aan in vetmassa. Als jij van nature meer een endomorf type bent, maar je hebt toch een sixpack, dan heeft het je waarschijnlijk zeer veel inspanning gekost om dat voor elkaar te krijgen. Dikke kans ook dat dan je vetpercentage te laag is. Bij iemand met een mesomorfe bouw, is het veel minder moeilijk om de ‘tone’ van de spieren te zien.”

Als je een sixpack ambieert, is dat dus wel iets wat je in de berekening mee moet nemen. Straf jezelf niet onnodig veel om een lichaam te krijgen zoals jouw eventuele rolmodellen – wie weet hebben zij een totaal andere bouw dan jij en stel je hierdoor erg lastig haalbare doelen. Kortom, staar je niet blind op het lichaam van anderen.

Via Women's Health